Luchtdichtheid
Luchtdichtheid

Het mag duidelijk zijn dat het stilaan zeer moeilijk wordt om de EPB-eisen te halen zonder aandacht te schenken aan luchtdichtheid. En dat is maar logisch ook, ongecontroleerde ventilatieverliezen zorgen immers voor heel wat warmteverlies, tocht, verslechte akoestiek en vochtproblemen. Een goede luchtdichtheid en een kwalitatieve gebouwschil gaan hand in hand. Bovendien blijft een goede V-50 waarde (m³/h per vierkante meter gebouwschil) één van de meest economische manieren om het E-peil te verlagen. De website van het VEA vermeldt daarover het volgende:

“Beperkte investering met grote impact op het E-peil: aandacht voor luchtdichtheid bij de bouw van een woning (bvb. lekdebiet van 2 à 3 m³ per uur per m²) kan ervoor zorgen dat het E-peil met 5 tot 15 E-peilpunten daalt. Dat wordt gemeten via een luchtdichtheidstest. Als er geen test plaatsvindt, wordt uitgegaan van een minder goede luchtdichtheid van 12 m³ per uur per m². Ook de netto-energiebehoefte daalt aanzienlijk.”

Ook deze luchtdichtheidstest is gereglementeerd en de werkwijze vastgelegd in de Europese norm EN13829 (methode A of B). In Vlaanderen dient methode A gevolgd te worden. Momenteel wordt met stakeholders overleg gepleegd over een kwaliteitskader voor testers.

Raamaansluitingen zijn cruciaal, matige uitvoeringen maken naar schatting 15% uit van de totale luchtverliezen in een gemiddelde vrijstaande woning. SWS kan dus in belangrijke mate bijdragen aan een goede luchtdichtheid.

WAT?

De luchtdichtheid van gebouwen wordt gemeten aan de hand van een pressurisatieproef of blowerdoor-proef volgens EN 13829. Tijdens de proef wordt met een ventilator een drukverschil van 50 Pa tussen binnen en buiten gecreëerd en meet men het debiet dat de ventilator bij dat drukverschil door de gebouwhuid blaast. De luchtdichtheid van een gebouw kan op twee manieren uitgedrukt worden: de n50-waarde en de q50-waarde.

De n50-waarde is de verhouding van de gemeten debiet bij 50 Pa tot het netto binnenvolume van het gebouw. De q50-waarde is de verhouding van het debiet bij 50 Pa tot de totale gebouwschiloppervlakte.

Het totale lekdebiet dat gemeten wordt is dus afkomstig van volgende lekken:

  • wanden, vloeren en daken
  • aansluitingen van vloeren, wanden en daken
  • schrijnwerkaansluitingen
  • leidingdoorvoeren
  • schrijnwerk, poorten
  • ...

Naarmate woningen beter geïsoleerd worden neemt het belang van ventilatie toe in de energieverliezen. Een deel van die verliezen is afkomstig van infiltratie en exfiltratie van lucht door materialen en openingen in de gebouwhuid. Om die verliezen te beperken streeft men een goede ‘luchtdichtheid’ na van de gebouwschil, bovendien zal dit het risico op schade en tochtverschijnselen verminderen.

BELANG

In de EPB-regelgeving wordt veel belang gehecht aan luchtdichtheid van gebouwen: op onderstaande figuur wordt het effect van luchtdichtheid op het E-peil aangeduid (bron: www.energiesparen.be). Een luchtdichte woning die wordt doorgemeten krijgt dus al snel een bonus van 10 E-peil punten. Een studie van 9 verschillende schattingsmethodes van luchtdichtheid toont een grote variatie in luchtdichtheid van schrijnwerkaansluitingen. Deze varieert van 0,01 m³/h/m (AIVC) tot 10,2 m³/h/m (ASHRAE), een factor 1000 verschil.

Invloed van de luchtdichtheid op het E-peil bij de drie voorbeeldwoningen.